Conclusie en aanbevelingen
Bij het geven van de twee verschillende lessen was een merkwaardig verschil te zien wat betreft motivatie van leerlingen. De leerlingen van les A (werkvorm consumerend leren) werkten voornamelijk zelfstandig. De leerkracht startte met een instructie, waarna de leerlingen zelfstandig en individueel verder werkten aan de werkbladen. Ondertussen liep de leerkracht rond en konden er eventuele vragen van leerlingen beantwoord worden.
Tijdens de inleiding van de les was bij de leerlingen te zien dat ze het onderwerp interessant vonden en dat zij er ook al wat over konden vertellen. Wanneer de leerlingen zelfstandig aan het werk waren, was te zien dat een aantal leerlingen niet de hele tijd de aandacht bij de opdrachten hadden. Dit zou te maken kunnen hebben met de werkvorm ‘consumerend leren’ of dat leerlingen concentratieproblemen hebben.
Uit de toets resultaten blijkt dat zij de leerstof niet heel goed onthouden hebben. Het gemiddelde dat deze groep heeft gescoord tijdens de toets is een 6,2 (zie figuur 4, pagina 10).
De leerlingen van les B (expertgroepjes) werkten voornamelijk in groepsverband. De leerkracht startte de les met een klassikale instructie. De leerlingen werden enthousiast toen zij te horen kregen dat ze gingen werken met de werkvorm ‘expertgroepjes’. Ze hadden nog niet eerder met deze werkvorm gewerkt. Aan het einde van de les presenteerde elk expertgroepje kort welke informatie zij gevonden hadden bij de verschillende deelvragen. Veel kwam wel overeen, maar ze hadden niet precies dezelfde informatie. De leerlingen van ‘les B’ gaven in de evaluatie aan dat zij deze werkvorm erg leuk vonden om te doen en dat zij daardoor gemotiveerd konden werken. Uit de toets resultaten blijkt dat zij de stof goed onthouden hebben. Het gemiddelde dat deze groep heeft is een 7,8 (zie figuur 5, pagina 10).
Uit de literatuurstudie is gebleken dat leerlingen het beste presteren als zij gemotiveerd zijn voor de les. Wanneer we kinderen willen motiveren om te leren, is het van belang rekening te houden met hun interesses (Alkema et al.,2006). De leerlingen waren bij beide lessen in het begin gemotiveerd en enthousiast over het onderwerp. Wanneer de leerlingen na de instructie zelf aan de slag gingen met de opdrachten, nam de motivatie bij de leerlingen die ‘Les A’ hebben gehad af, terwijl de leerlingen die ‘Les B’ kregen enthousiast en gemotiveerd door gingen met de opdracht. Uit de praktijk blijkt dus dat een activerende werkvorm beter is voor de motivatie voor het maken van de opdrachten. Ook uit de toets resultaten blijkt dat de leerstof beter blijft hangen wanneer er gewerkt wordt met een activerende werkvorm.
Hiaten
Doordat bij het onderzoek elke les maar één keer is gegeven, zou het kunnen zijn dat de leerlingen die les B hebben gehad beter zijn in aardrijkskunde dan de leerlingen die les A hebben gehad. Dit kan invloed hebben op het toets resultaat. Een ander hiaat zou kunnen zijn dat er bij de groep die les A hebben gehad er leerlingen zijn die concentratieproblemen hebben, maar in het groepsplan is daar geen sprake van.
Tijdens de inleiding van de les was bij de leerlingen te zien dat ze het onderwerp interessant vonden en dat zij er ook al wat over konden vertellen. Wanneer de leerlingen zelfstandig aan het werk waren, was te zien dat een aantal leerlingen niet de hele tijd de aandacht bij de opdrachten hadden. Dit zou te maken kunnen hebben met de werkvorm ‘consumerend leren’ of dat leerlingen concentratieproblemen hebben.
Uit de toets resultaten blijkt dat zij de leerstof niet heel goed onthouden hebben. Het gemiddelde dat deze groep heeft gescoord tijdens de toets is een 6,2 (zie figuur 4, pagina 10).
De leerlingen van les B (expertgroepjes) werkten voornamelijk in groepsverband. De leerkracht startte de les met een klassikale instructie. De leerlingen werden enthousiast toen zij te horen kregen dat ze gingen werken met de werkvorm ‘expertgroepjes’. Ze hadden nog niet eerder met deze werkvorm gewerkt. Aan het einde van de les presenteerde elk expertgroepje kort welke informatie zij gevonden hadden bij de verschillende deelvragen. Veel kwam wel overeen, maar ze hadden niet precies dezelfde informatie. De leerlingen van ‘les B’ gaven in de evaluatie aan dat zij deze werkvorm erg leuk vonden om te doen en dat zij daardoor gemotiveerd konden werken. Uit de toets resultaten blijkt dat zij de stof goed onthouden hebben. Het gemiddelde dat deze groep heeft is een 7,8 (zie figuur 5, pagina 10).
Uit de literatuurstudie is gebleken dat leerlingen het beste presteren als zij gemotiveerd zijn voor de les. Wanneer we kinderen willen motiveren om te leren, is het van belang rekening te houden met hun interesses (Alkema et al.,2006). De leerlingen waren bij beide lessen in het begin gemotiveerd en enthousiast over het onderwerp. Wanneer de leerlingen na de instructie zelf aan de slag gingen met de opdrachten, nam de motivatie bij de leerlingen die ‘Les A’ hebben gehad af, terwijl de leerlingen die ‘Les B’ kregen enthousiast en gemotiveerd door gingen met de opdracht. Uit de praktijk blijkt dus dat een activerende werkvorm beter is voor de motivatie voor het maken van de opdrachten. Ook uit de toets resultaten blijkt dat de leerstof beter blijft hangen wanneer er gewerkt wordt met een activerende werkvorm.
Hiaten
Doordat bij het onderzoek elke les maar één keer is gegeven, zou het kunnen zijn dat de leerlingen die les B hebben gehad beter zijn in aardrijkskunde dan de leerlingen die les A hebben gehad. Dit kan invloed hebben op het toets resultaat. Een ander hiaat zou kunnen zijn dat er bij de groep die les A hebben gehad er leerlingen zijn die concentratieproblemen hebben, maar in het groepsplan is daar geen sprake van.